We spreken haar over haar nieuwe rol in het programmateam, dat ook veel met de juiste poppetjes op de juiste plek te maken heeft. ‘Ik zie mezelf als een spin in het web.’
Drs. Marieke van den Brand behoeft eigenlijk geen introductie, maar we stellen haar toch even kort voor. Marieke is als internist-ouderengeneeskunde/consulent palliatieve zorg werkzaam op de afdeling Anesthesiologie, Pijn- en Palliatieve Geneeskunde van het Radboudumc, lid van de voorbereidingscommissie van de cursus palliatieve zorg voor aios, betrokken bij het onderwijs aan het Radboudumc en bij de FMS bij het project Opleiden 2025 nieuwe thema’s. Bij O2PZ is ze al vanaf de start betrokken. Zo hielp ze via het Pasemeco-project en O2pZ bij de opname van palliatieve zorg in het raamplan van de artsenopleiding en was ze lid van de kwaliteitswerkgroep.
Een indrukwekkende lijst. En als je in ogenschouw neemt dat ze naast al die werkzaamheden ook nog druk is op haar eigen poli en met de begeleiding van haar studenten, is de eerste vraag evident.
Hoe vind je nog tijd voor een extra functie?
‘Goed plannen’, zegt Marieke resoluut. ‘En tijdig loslaten. Dat loslaten is soms best moeilijk, hoor. Ik heb dat ook moeten leren. Bij O2PZ ga ik aan de slag als een soort overkoepelend adviseur. Dat betekent eenvoudig gezegd dat de leden van de projectteams bij mij kunnen aankloppen als ze ergens tegenaan lopen. Ik adviseer inhoudelijk, maar breng ook de juiste mensen bij elkaar, zodat ze weer verder kunnen. Vanaf dat moment laat ik het los. Zo moet het lukken deze rol in acht uur per week te vervullen.’
Je was al bij O2PZ betrokken in de kwaliteitswerkgroep en ook bij kernproject A, met name met betrekking tot wo(+). Wat gaat er precies voor jou veranderen?
‘Het is niet zo dat we bij O2PZ allemaal op ons eigen eilandje zitten, maar tot nu toe lag mijn focus natuurlijk wel op die onderdelen van het programma. Nu ga ik het meer zoeken in verbinding en samenwerking, ook met mensen en partijen buiten het project. Neem project B, de doorontwikkeling en implementatie van het Onderwijsraamwerk palliatieve zorg 2.0 voor verpleegkundig specialisten, physician assistants en verpleegkundige vervolgopleidingen. Dat is voor mij een nieuwe opleidingsstructuur als het gaat om O2PZ, met nieuwe mensen en nieuwe verbindingen.’
‘In project C is ons door ZonMw gevraagd de expert/specialist-kwestie te duiden wat betreft inhoud en competenties. Daar wordt al jarenlang over gesproken en is een discussie met veel meningen en gevoeligheden. Ik zie het als een uitdaging de juiste mensen aan tafel te krijgen, zodat iedereen meedenkt en we achteraf niet tot de conclusie komen dat we stakeholders zijn vergeten.’
Hoe ga je dat precies doen?
Koppelen! Ik heb een tijd geleden de Clifton Strenghts Test gedaan, omdat we die test ook aan onze studenten gaan voorleggen. Dat is een test waarmee je kunt uitvinden welke talenten je hebt. Door die test ben ik erachter gekomen dat mijn grootste talent is dat ik een verzamelaar ben. En dan heb ik het niet alleen over feiten, informatie of boeken, maar ook het verzamelen van mensen.’ Lachend: ‘Ik had geen idee dat dat een talent was en zelfs niet dat ik dat deed. Maar het klopt, ik ben een soort mensenverzamelaar. Mijn hele werkzame leven heb ik mensen aan elkaar gekoppeld en projecten en ideeën bij mensen neergelegd die daar iets van konden maken. Ik zie snel het potentieel in mensen en waar ze meerwaarde kunnen hebben. En laat dat nou net iets zijn waar O2PZ heel veel baat bij kan hebben.’
Dan zit je hoofd vast vol met namen...
‘Dat klopt, maar ik kan ook snel schakelen, waardoor ik zaken ook weer vlot kan loslaten. Ik zie een idee, koppel daar de juiste persoon aan en trek me weer terug. Als een soort spin in het web, weef ik de juiste plannen en mensen aan elkaar. Ik denk dat ik in die hoedanigheid een goede aanvulling ben op het programmateam. Mijn grootste uitdaging wordt de zoektocht naar hoe de projecten het best gebruik kunnen maken van mij en mijn netwerk. Ik denk dat er een aantal mooie samenwerkingsverbanden en initiatieven kan ontstaan, waardoor we palliatieve zorg een stevige plek in het onderwijs kunnen geven.’